“Nachtvlinders noemen ze ons. We zijn met zes collega’s die afwisselend met zijn tweeën de nacht doen. Ik doe dat ondertussen 21 jaar! Ik ben zelf een nachtmens. Ik hou van die aparte sfeer. Er is altijd wel een bewoner die de slaap niet kan vatten. Dan ga ik erbij zitten om een praatje te slaan of om te luisteren.
Veel bewoners hebben nood aan een luisterend oor af en toe. Dikwijls gaat het over de familie of een onverwerkt verdriet… Even kunnen ventileren, lucht de mensen op. ‘Nu zal ik beter kunnen slapen,’ zeggen ze dan met een glimlach. Zelf ben ik geen prater, eerder een luisteraar. Dat komt goed uit. Ik heb veel geduld. Ik kan goed met mensen met dementie overweg.
De nachtdienst begint om kwart voor negen. Eerst is er overdracht: de collega’s met de late dienst vertellen ons hoe het met de bewoners gaat, hoe de dag verlopen is, wie zich wat ziekjes voelt of extra aandacht nodig heeft.
Daarna doen we een eerste toer en helpen waar nodig de bewoners die nog niet in bed liggen om zich klaar te maken. Bewoners kiezen overigens zelf hoe laat ze gaan slapen. Sommigen kruipen al om half negen onder de wol, anderen pas na elf uur.
Als iedereen slaapt, zetten we de medicatie klaar voor de dag erna. We toeren en kijken of alles rustig is. Sommige mensen moeten we eens verleggen als ze dat zelf niet meer kunnen. Bewoners gebruiken ook geregeld het belletje: om naar het toilet te gaan, om te vragen hoe laat het is of als ze de slaap niet kunnen vatten. Soms is er ook familie aanwezig om te waken bij een stervend familielid. Ook met de familie gaan we dan even praten en luisteren of we iets kunnen doen voor hen.
Het gebeurt dat wij zelf een bewoner bijstaan in zijn of haar laatste uren. Dat is bevreemdend maar vaak mooi. Je kent die bewoner doorgaans vrij goed. Je hebt een band. Afscheid nemen kan heftig zijn. Enerzijds voel ik me blij als ik de laatste zorgen mocht toedienen, anderzijds doet het me oprecht verdriet.
Maar vergis je niet: er wordt ook veel gelachen ’s nachts. Sommige bewoners kunnen goed en grappig vertellen. Ze hebben zoveel wijsheid en levenservaring. En als ik ze een goede nachtrust wens, dan vragen ze me soms om een kruisje en een ‘God zegen en bewaar je’. Dan lachen ze eens lief en dan krijg ik het warm vanbinnen.
De nachten vliegen voorbij. Om half zeven ’s ochtends is er overdracht met de collega’s van de vroege dienst. Dan vertellen wij hoe de nacht is verlopen. Zo is iedereen altijd op de hoogte.
Toen mijn man zes jaar geleden plots overleed, heb ik veel steun ervaren van directeur Stefan, mijn collega’s en de bewoners. Ik had toen opeens zelf nood aan een luisterend oor en dat vond ik hier. De directie, de bewoners en de collega’s waren er voor mij. Ze hebben mij er bovenop geholpen. Zo vertelde een bewoonster me dat ze na de dood van haar man 40 jaar alleen had gewoond. ‘Had ik het geweten…,’ zei ze. Die verhalen hebben me toen de kracht gegeven om de draad van mijn leven weer op te nemen. Dat is ook gelukt, met de steun van mijn prachtdochters Sophie en Loes. Ik heb vandaag een nieuwe vriend en binnenkort gaan we samenwonen.”
Marina Debruyne
Volg de verhalen op onze Facebookpagina.