“Als Elverdingnaar ken ik het woonzorgcentrum goed. Ik kwam er vaak voorbij en kwam wel eens op bezoek bij de nicht van mijn man’s vader, Bertha. We voelden er ons altijd welgekomen (lacht). Nooit gedacht dat het woonzorgcentrum nog zoveel zou betekenen voor ons!
Ons mama was de positiviteit zelve, altijd goed geluimd, dankbaar en actief in de weer. Jammer genoeg werd ze ongeneeslijk ziek. Ook in deze periode hield ze zich beresterk. Ze zat nog meer in met ons dan met haar zelf. Niks was haar teveel, een echte mama in hart en nieren!
Afgelopen zomer verbleef ze in het ziekenhuis van Brugge. Eind juli riep de geriater m’n zus Lieve en ik samen. Hij had geen goed nieuws... Mama was palliatief en kon niet langer in het ziekenhuis blijven. De palliatieve eenheden van het ziekenhuis als deze van de omgeving waren niet beschikbaar. Hij stelde voor om haar naar huis te laten gaan met ondersteuning van thuisverpleging, personenalarm en andere diensten.
Maar dit vonden zowel ma als wij geen optie. Wat als ze plots een pijnopstoot kreeg? En als de pijn te hevig was om hulp te bellen? De verpleging kan onmogelijk meteen ter plekke zijn. En wij kunnen enkel haar hand vasthouden. Nee, daar voelden we ons niet goed bij. Verhuizen naar een woonzorgcentrum was ook geen optie. Ma kon nog veel zelf, ondanks haar ziekte. Het was vrijdagavond en nog volop verlofperiode… De week nadien kon ze niet langer in het ziekenhuis blijven… Wat nu?
Ik belde op naar Mieke, een dorpsgenoot. Ik wist dat zij vrijwilligerswerk deed bij het Palliatief Netwerk. Misschien kon zij ons verder helpen. Zij bracht ons in contact met het woonzorgcentrum van Elverdinge. Daar is onlangs een hospice aan hun diensten toegevoegd. Misschien wel een oplossing voor ons.
We mochten er kennismaken met Hospice Asteria. Het voormalig klooster kreeg een nieuwe bestemming. Je vindt er 2 comfortabele woonunits met enkele gemeenschappelijke ruimtes. Mensen uit de buurt, met een palliatief statuut kunnen er terecht als een verblijf in het ziekenhuis of thuissituatie geen optie is.
We hadden er meteen een goed gevoel bij. Zo zou mama dag en nacht de zorg krijgen die ze nodig had. Wij als familie hadden steeds op elk moment van de dag toegang. Je krijgt namelijk een eigen sleutel. We hadden geluk, er was plaats vrij. De mensen vanuit het woonzorgcentrum konden meteen schakelen en alles werd in gereedheid gebracht voor opname. Zo kon ma rechtstreeks vanuit het ziekenhuis hiernaartoe gebracht worden.
Op de dag van opname bracht m’n zus haar vanuit het ziekenhuis tot in Elverdinge. Zelf wachtte ik hen op in de hospice. In de gemeenschappelijke keuken maakte ik een middagmaal klaar voor ons drieën. Het voelde meteen warm en huiselijk aan om haar zo te mogen ontvangen.
Ze genoot oprecht van haar verblijf hier. In het ziekenhuis was er nauwelijks tijd voor haar. Eens ze hier was, kon ze met hulp een douche nemen. Ze ging langs bij de kapper. We gingen samen met haar wandelen in het dorp. Urenlang zaten we samen in de zon op een bankje te praten. Ze was een natuurmens. Je kon haar vaak in de tuin, aan de vijver terugvinden. Elke bloem kende ze bij naam. Op een namiddag was er ijsfestijn, we zijn er samen naartoe geweest.
Ze was zo dankbaar en had er vrede mee dat haar tijd was gekomen. Nog in het laatste jaar had ze elk kleinkind en gezin elk op z’n beurt uitgenodigd om samen uit te gaan eten. Ze had al voorzichtig van zoveel kleine dingen afscheid genomen, beseften we achteraf.
Familie is belangrijk om op terug te vallen. Mijn zus en ik hadden al een nauwe band maar deze is alleen maar sterker geworden. Ik was blij dat we dit samen konden doen. Als familie voelden we ons gesteund. De medewerkers en vrijwilligers van de hospice hadden ook oog voor ons. Er werd tijd gemaakt om ons op verhaal te laten komen.
Drie weken later, begin september is mama gestorven. In alle rust, zoals zij het wou. Het is oprecht de beste oplossing die we haar konden bieden. Het laatste wat we voor haar konden doen.”
Ann D’Hulster, dochter van Agnes Vandenabeele